FR NL



Een advies zoeken

NIEUW

[28-02-2024]

De Hoge Raad voor de Economische Beroepen heeft op datum van 28 februari 2024 een schrijven gericht aan de fe... > Meer info

[28-02-2024]

De Hoge Raad voor de Economische Beroepen heeft op datum van 28 februari 2024 een schrijven gericht aan de fe... > Meer info

[28-02-2024]

De Hoge Raad voor de Economische Beroepen heeft op datum van 28 februari 2024 een schrijven gericht aan de fe... > Meer info

[27-02-2024]

De Hoge Raad voor de Economische Beroepen heeft op datum van 27 februari 2024 een schrijven gericht aan de Vo... > Meer info

De beroepsnormen en aanbevelingen die door de bedrijfsrevisoren worden toegepast in het kader van hun controleopdrachten

Opdracht van de Hoge Raad :

Normen en aanbevelingen goedkeuren

De beroepsnormen die de bedrijfsrevisoren moeten toepassen in het kader van hun opdrachten (ongeacht of het gaat om normen of aanbevelingen) zijn heel divers. Sinds 2007 moeten deze beroepsnormen worden goedgekeurd volgens een procedure die hierna wordt beschreven. Van zodra de norm is goedgekeurd, is deze bindend en moet de norm openbaar gemaakt worden zoals voorgeschreven door de wet.

Hierna komen achtereenvolgens aan bod:

·         het verschil qua statuut tussen een norm en een aanbeveling;

·         de draagwijdte van de normen en aanbevelingen die moeten goedgekeurd worden;

·         de goedkeuringsprocedure voor normen en aanbevelingen;

·         de bindende kracht van goedgekeurde normen en aanbevelingen;

·         de openbaarmaking van goedgekeurde normen en aanbevelingen.

 

Het verschil qua statuut tussen een norm en een aanbeveling

Artikel 31, § 4 van de wet van 7 december 2016 maakt een onderscheid tussen de normen en aanbevelingen enkel en alleen naargelang hun bindende kracht: terwijl de normen "bindend" zijn voor de bedrijfsrevisoren, zijn de aanbevelingen eveneens bindend, tenzij de bedrijfsrevisor in bijzondere omstandigheden kan motiveren dat de afwijking ten aanzien van de aanbeveling geen afbreuk doet aan de criteria vastgesteld in de artikelen 12 [onafhankelijkheidsprincipes bij de uitoefening van revisorale opdrachten] en 13 [principes inzake de aanvaarding of uitoefening van revisorale opdrachten] van de wet betreffende de rechten en plichten van de bedrijfsrevisoren.

 

Draagwijdte van de normen en aanbevelingen die moeten goedgekeurd worden

Met betrekking tot de normen en aanbevelingen waarvoor een goedkeuringsprocedure geldt, heeft artikel 31 van de wet van 7 december 2016 geen beperkende draagwijdte.

Dit betekent dat de hierna beschreven procedure geldt voor alle door de Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR) uitgebrachte normen en aanbevelingen.

In België geldt dit historisch voor de normering in vier domeinen :

·         controlenormen

·         ethische normen

·         normen inzake de permanente vorming

·         normen inzake kwaliteitscontrole bij auditkantoren.

Sinds de goedkeuring van de wet van 7 december 2016, is de Raad van het IBR niet meer belast met het uitwerken van normen inzake de kwaliteitscontrole van bedrijfsrevisorenkantoren; deze rol komt voortaan toe aan het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren.

Op het vlak van deontologie is er voortaan geen norm meer aangezien de inhoud van de norm van 30 augustus 2007 in verband met bepaalde aspecten inzake de onafhankelijkheid van de commissaris deels is overgenomen in het Wetboek van vennootschappen en deels in de wet van 7 december 2016.


Goedkeuringsprocedure voor normen en aanbevelingen

 

Algemeen


Voor elke norm of aanbeveling geldt de volgende goedkeuringsprocedure (artikel 31, § 1 van de wet van 7 december 2016) (de normen en aanbevelingen die dateren van vóór 30 augustus 2007 hebben niet het voorwerp uitgemaakt van een goedkeuring in de zin van artikel 31 van de wet van 7 december 2016):

1.    de Raad van het IBR formuleert de beroepsnormen en -aanbevelingen :

§  die nuttig zijn voor de uitvoering van de opdrachten van wettelijke controle van jaarrekeningen en andere opdrachten die door of krachtens de wet aan de bedrijfsrevisoren zijn voorbehouden

§  die nuttig zijn voor de onafhankelijke uitoefening van opdrachten van wettelijke controle van jaarrekeningen

§  die nuttig zijn voor een verderzetting van de permanente vorming van bedrijfsrevisoren

§  die nuttig zijn voor de controle van de goede uitoefening van de opdrachten van bedrijfsrevisoren via kwaliteitscontrole en toezicht (interne kantoororganisatie, structuur van permanente dossiers en jaardossiers die verband houden met elk mandaat dat wordt uitgevoerd door een bedrijfsrevisor).

2.    de toepassing van de normen en aanbevelingen moet evenredig zijn met de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de entiteiten waarvoor een revisorale opdracht wordt uitgevoerd. Het IBR zal bij de voorbereiding van de beroepsnormen en -aanbevelingen die worden voorgelegd ter openbare raadpleging, toezien op de naleving van dit principe. De Hoge Raad voor de Economische Beroepen en de federale Minister bevoegd voor Economie zullen zich ervan vergewissen dat dit principe wordt nageleefd bij de ontwerpnormen die ter goedkeuring worden voorgelegd.

3.    de inhoud van elke ontwerpnorm of -aanbeveling wordt door de Raad van het IBR openbaar gemaakt en vervolgens deelt de Raad van het Instituut (in voorkomend geval na aanpassing van de tekst die het voorwerp heeft uitgemaakt van de openbare raadpleging) een ontwerp van norm of aanbeveling mee aan de Hoge Raad voor de Economische Beroepen.

4.    de Hoge Raad voor de Economische Beroepen kan het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren (CTR) raadplegen betreffende elke ontwerpnorm of -aanbeveling, alsook voor alle aspecten van een ontwerpnorm of -aanbeveling met betrekking tot organisaties van openbaar belang, de Autoriteit voor financiële diensten en markten (FSMA) en de Nationale Bank van België (NBB). Het College en, in voorkomend geval, de FSMA en de NBB maken hun opmerkingen over aan de Hoge Raad binnen de zes weken na de overlegging van de de vraag door de Hoge Raad.

5.    de Hoge Raad voor de Economische Beroepen beraadslaagt over de ontwerpnormen of -aanbevelingen na de vertegenwoordiger(s) van het IBR te hebben gehoord. De Hoge Raad kan het instituut vragen om de ontwerpnorm of -aanbeveling te herformuleren op basis van zijn eigen opmerkingen, de hoorzitting of de opmerkingen van het College, de FSMA en/of de NBB. Als het instituut het ontwerp niet herformuleert binnen de door de Hoge Raad bepaalde termijn, kan de Hoge Raad de ontwerpnorm of -aanbeveling op eigen initiatief herformuleren.6.    de normen en aanbevelingen hebben pas uitwerking na goedkeuring door de Hoge Raad voor de Economische Beroepen en de federale Minister die bevoegd is voor Economie.


De goedkeuring door de Hoge Raad voor de Economische Beroepen gebeurt binnen de drie maanden na indiening van het verzoek daartoe door het IBR. In geval van speciaal gemotiveerde hoogdringendheid kan die termijn worden herleid tot één maand, na onderlinge overeenstemming tussen de Hoge Raad voor de Economische Beroepen en het IBR.

7.    over de goedkeuring door de federale Minister die bevoegd is voor Economie, van de normen en aanbevelingen en van latere bijwerkingen hiervan, wordt een bericht gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

8.    de normen en aanbevelingen alsook de actualiseringen hiervan, worden op de website van het IBR en van de Hoge Raad openbaar gemaakt.


De hierboven toegelichte regels van artikel 31 van de wet van 7 december 2016 gelden voor de controlenormen en -aanbevelingen die in België van toepassing zijn, zolang op Europees niveau de beslissing uitblijft om het gebruik van internationale controlestandaarden op te leggen (artikel 26 van de “auditrichtlijn”). In dit verband vermeldt de “auditrichtlijn” geen enkele streefdatum.

Bijzondere gevallen


A. De Hoge Raad of de federale Minister bevoegd voor Economie kunnen het IBR de opdracht geven om een ontwerpnorm of -aanbeveling op te stellen met betrekking tot: 

- een materie die nog niet is uitgewerkt,

- die onvoldoende is uitgewerkt of

- die moet worden aangepast aan de gewijzigde toepasselijke wettelijke of regelgevende bepalingen of aan de internationale controlestandaarden.

De openbare raadpleging over een ontwerpnorm of -aanbeveling wordt gelanceerd binnen het jaar na de datum waarop die opdracht werd gegeven door de Hoge Raad of de federale Minister bevoegd voor Economie.

Wanneer binnen die termijn geen openbare raadpleging wordt gelanceerd, kan de Hoge Raad een ontwerpnorm of -aanbeveling opstellen en, in voorkomend geval na raadpleging van het College en/of het IBR, dit ontwerp vervolgens ter goedkeuring voorleggen aan de Minister bevoegd voor Economie.


B. Goedkeuringsprocedure van gezamenlijke normen met het IBA (ITAA)

De vertegenwoordigers van de twee instituten hebben aan de Hoge Raad de vraag gesteld welke procedure moet worden gevolgd voor de uitwerking van een gezamenlijk document:

·         dat moet goedgekeurd worden door de Hoge Raad, enerzijds, en door de federale Minister bevoegd voor Economie, anderzijds, in het kader van de procedure voorgeschreven voor de bedrijfsrevisoren en

·         dat voor advies moet worden voorgelegd aan de Hoge Raad in het kader van de procedure voorgeschreven door artikel 54 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, voortaan vervangen door artikel 79 van de wet van 17 maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur, voor wat de gecertificeerde accountants, de belastingadviseurs en de (fiscaal) accountants betreft.

Met het oog op rechtszekerheid, met name de goedkeuring van een inhoudelijk identieke tekst, heeft de Hoge Raad een informeel advies uitgebracht ter afronding van de werkzaamheden van de gezamenlijke werkgroep van de twee instituten, zodanig dat de tekst die de Raad van elk van de drie instituten goedkeurt, rekening houdt met de opmerkingen van de Hoge Raad.

Verder is de vraag gesteld in welke mate het een probleem zou kunnen zijn dat de tekst van het IBR een "norm" was, terwijl de tekst van het IBA (ITAA)een "reglement" was.

De Hoge Raad is van oordeel dat de vormelijke verschilpunten geen bijzonder probleem stellen, aangezien elk instituut rekening moet houden met de specificiteiten van zijn wettelijk kader.

Bindende kracht van goedgekeurde normen en aanbevelingen


 Artikel 31, § 4 van de wet van 7 december 2016 stelt dat:

·         de normen bindend zijn voor de bedrijfsrevisoren;

·         de aanbevelingen eveneens bindend zijn, tenzij de bedrijfsrevisor in bijzondere omstandigheden kan motiveren dat de afwijking ten aanzien van de aanbeveling geen afbreuk doet aan de criteria vastgesteld in artikelen 12 en 13, met name:

o    bij het vervullen van de revisorale opdrachten handelen in volledige onafhankelijkheid met respect van de beginselen van de beroepsethiek;

o    niet betrokken zijn (persoonlijk of elk natuurlijk persoon die zich in een positie bevindt waarbij hij een directe of indirecte invloed kan uitoefenen op de uitkomst van de revisorale opdracht) bij de besluitvorming van de entiteit waarvoor de bedrijfsrevisor de revisorale opdracht uitvoert;

o    erover waken dat zijn onafhankelijkheid niet wordt beïnvloed door een bestaand of potentieel belangenconflict, of een zakelijke of andere directe of indirecte relatie;

o    in zijn werkdocumenten alle aanzienlijke bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid onderbouwen, alsook de veiligheidsmaatregelen  die zijn genomen om deze bedreigingen in te perken; vooraleer een opdracht te aanvaarden, beschikken over de bekwaamheid, medewerking en tijd vereist om deze opdracht goed uit te voeren ;

o    zich met de nodige zorg en in volledige onafhankelijkheid kwijten van de hem toevertrouwde revisorale opdrachten ;

o    geen opdrachten aanvaarden onder voorwaarden die een objectieve uitvoering daarvan in het gedrang zouden kunnen brengen.

 

Openbaarmaking van goedgekeurde normen en aanbevelingen


Alle normen en aanbevelingen, inclusief de actualiseringen, worden op de website van het IBR en van de Hoge Raad openbaar gemaakt (artikel 31, § 6 van de wet van 7 december 2016).

In dit verband stelt artikel 34 van het koninklijk besluit van 22 februari 2019 tot vaststelling van het huishoudelijk reglement van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren het volgende : “De normen en aanbevelingen zoals bedoeld in artikel 31 van de wet, evenals hun bijwerkingen, worden openbaar gemaakt op de website van het Instituut, alwaar het publiek hiervan inzage kan nemen; zij worden tevens per post overgemaakt aan de Hoge Raad.”.


Vroegere normen en aanbevelingen waarvoor geen goedkeuring is gegeven, zijn beschikbaar op de website van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren.

Terug naar : Opdrachten
Copyright HREB 2024 - Alle rechten inzake reproductie voorbehouden - cspehreb@skynet.be